Meneer
lag vanochend snurkend in mijn stoel. Een lege zak chips deinde
op zijn ademhaling.
kon hem toch niet zomaar wakker maken?
Vanmiddag was hij een stuk actiever. Goed, nu ligt hij weer in
mijn stoel te ronken, maar toen ik thuis kwam was mijn kamer helemaal
opgeruimd. Keurig, dacht ik nog. Een beetje kaal, maar netjes.
Waar had hij de planten gezet? En de fruitschaal? Mijn boeken,
klok, radio, glazen? Op het aanrecht stond het antwoord: een kolossaal
blok van al mijn spulletjes, bijeengehouden door dik bruin plakband.
Waarom? Wat bezielt die meneer om hier naar binnen te stappen,
in mijn stoel te slapen en al m'n spullen aan elkaar te plakken?
Dit hoef ik niet te pikken! Ik zal hem eens... Eens flink door
elkaar schudden! Verbaal dan... Eens stevig de waarheid zeggen.
En dan vragen wanneer hij weggaat.
Zodra hij wakker wordt.

|